Uithuisplaatsingen in de context van de toeslagenaffaire

Weblogs

De RSJ bracht in september 2021 het advies Jeugdbescherming in de toekomst uit. Machteld Vonk, voorzitter van de adviescommissie, gaat in deze weblog in op uithuisplaatsingen in de context van de toeslagenaffaire.

Beeld: ©ANP

In het recente advies van de RSJ Jeugdbescherming in de toekomst doet de RSJ een viertal aanbevelingen naar aanleiding van het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming voor de herijking van de jeugdbescherming. De tweede van deze aanbevelingen betreft de rol die het kinder- en mensenrechtenkader moet spelen in de context van Jeugdbescherming. Deze aanbeveling gaat enerzijds over de vraag wat de overheid mag doen en anderzijds wat de overheid moet doen om kinderen te beschermen.

Uithuisplaatsingen: wat mag en kan de overheid?

Bij wat de overheid mag doen staat de vraag centraal of en wanneer een overheid mag ingrijpen in het gezinsleven, bijvoorbeeld wanneer een kind uithuisgeplaatst mag worden. Bij dit mogen wordt de overheid begrensd door kinder- en mensenrechten, zo mag de overheid alleen uithuisplaatsen als ultimum remedium.

De vraag naar wat de overheid moet doen om kinderrechten binnen de gezinscontext te beschermen is veel breder. De eerste verantwoordelijkheid voor het opvoeden en verzorgen van kinderen ligt bij de ouders en de overheid heeft de taak ouders hierbij waar nodig te ondersteunen.

Bij het uitvoeren van deze taak en bij het opstellen en uitvoeren van beleid in het kader van deze taak moet de overheid rekening houden met het feit dat het verwezenlijken van kinderrechten in het gezin voor een groot deel afhankelijk is van het welbevinden van de ouders en de middelen die beschikbaar zijn voor degenen die verantwoordelijk zijn voor de zorg aan kinderen. (General Comment No. 7, par. 20.

Rekening houden met kinderrechten

Het nieuws dat uit cijfers van het CBS blijkt dat er onder kinderen van gedupeerden van de toeslagenaffaire 1115 kinderen uit huis zijn geplaatst in de periode 2015-2020, roept de vraag op in hoeverre de overheid bij de uitvoering van beleid rekening heeft gehouden met de rechten van deze kinderen. In de discussie die hierover gevoerd wordt in de media, maar ook binnen de betreffende instanties die hierbij betrokken zijn, komt zowel de vraag naar wat de overheid mag als naar wat de overheid moet naar voren.

Enerzijds wordt in de publieke discussie de vraag gesteld naar de onderbouwing van de uithuisplaatsingsverzoeken en -beslissingen, kortom de vraag of de overheid mocht ingrijpen toen er zich situaties voordeden waarbij de ontwikkeling van de betrokken kinderen ernstig werd bedreigd. De Raad voor de Kinderbescherming zegt in een reactie in Trouw dat de jeugdbescherming beperkte mogelijkheden heeft als ouders substantiële schulden hebben of hun huis niet meer kunnen betalen. Zij kunnen die problemen niet oplossen voor ouders en kunnen niet anders dan doen wat in het belang van het kind is op dat moment.

Anderzijds speelt de vraag of de overheid heeft gedaan wat zij moest doen, namelijk rekening houden met het belangen en rechten van de kinderen bij het opstellen en uitvoeren van beleid.

Bij de strenge lijn van de belastingdienst dat bij onduidelijkheid over de besteding van een klein bedrag bij de kinderopvangtoeslag het gehele uitgekeerde bedrag moest worden terugbetaald, is geen rekening gehouden met de gevolgen voor de kinderen in het gezin. De Raad van State stelt in het reflectierapport over de toeslagenaffaire, dat zij te lang heeft vastgehouden aan de ‘alles-of-niets’-lijn die door de belastingdienst was uitgezet en de ouders daardoor niet de rechtsbescherming heeft geboden waar zij op mochten rekenen.

Aandachtspunt voor de toekomst

Belangrijk is om te benadrukken dat ook de kinderen van deze ouders niet de bescherming hebben gekregen waar ze op mochten rekenen. Met hun belangen is geen rekening gehouden in het opgestelde en uitgevoerde beleid met alle gevolgen van dien.

Om dit soort situaties in de toekomst te voorkomen, is het belangrijk om steeds bij het opstellen en uitvoeren van het beleid dat direct of indirect de belangen en rechten van kinderen in de gezinssituatie raakt, expliciet rekening te houden met het effect dat dit beleid heeft op kinderen en hun gezinscontext.