Advies Afschaffing Fokkensregeling. Beter niet

De staatssecretaris van Justitie wil de Fokkensregeling afschaffen. De Fokkensregeling maakt het momenteel mogelijk dat veroordeelden met een combinatievonnis in beginsel na één derde van hun vrijheidsstraf voor plaatsing in een forensisch psychiatrisch centrum (fpc) in aanmerking komen. De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) is van oordeel dat de Fokkensregeling behouden moet blijven.

De regeling draagt bij aan de belangrijkste doelstelling van de tbs-maatregel: beveiliging van de maatschappij. Dit wordt bewerkstelligd door zo snel mogelijk te beginnen met de behandeling van de stoornis die aan het delictrisico ten grondslag ligt.  Het gaat immers om (chronisch) psychiatrische patiënten die voor een geslaagde vermindering van het delictrisico vooral baat hebben bij een hoog niveau van zorg, dat zo snel mogelijk tot stand moet komen. Verder betreurt de RSJ dat de regeling wordt afgeschaft juist op het moment dat de capaciteitstekorten minder ingrijpend zijn, de wachtlijsten afnemen en een ruime toepassing van de regeling mogelijk wordt.

Om de nadelige invloed van een langere detentie op te vangen, stelt de staatssecretaris voor om veroordeelden met een combinatievonnis in Penitentiair Psychiatrische Centra (PPC’s) te plaatsen. Deze detentieplaatsen zijn in de loop van 2009 gecreëerd en zijn bedoeld voor crisisopvang en -interventie bij gedetineerden die zich kenmerken door ernstige psychiatrische problematiek. De RSJ is van mening dat de psychische zorg in de PPC’s niet is te vergelijken met de zorg in een forensisch psychiatrisch centrum, waar de behandeling is gericht op vermindering van het delictrisico. Afschaffing van de Fokkensregeling zal er toe leiden dat de werkelijke behandeling van ter beschikking gestelden pas kan beginnen na het passeren van datum van hun voorwaardelijke invrijheidstelling (VI-datum). Ook zal het plaatsen van -chronisch- psychiatrische patiënten met een hoge prevalentie van persoonlijkheidsstoornissen en co-morbiditeit, een zware druk op de PPC’s leggen. Dit kan ten koste gaan van de zorg voor zowel veroordeelden met een combinatievonnis als andere gedetineerden.

De behandelduur van veroordeelden met een combinatievonnis zal mogelijk verder oplopen. Ook neemt de kans op plaatsing in de longstay toe, naarmate de behandelduur toeneemt. In aanmerking genomen dat de behandelduur de laatste jaren toch al zeer fors toeneemt, constateert de RSJ een aantasting van de rechtspositie van ter beschikking gestelden.

De staatssecretaris redeneert dat de behandeling van de ter beschikking gestelden stagneert als gevolg van de Fokkensregeling. Dit komt omdat de Fokkensregeling bepaalt dat aan veroordeelden, die voor de VI-datum in een fpc zijn geplaatst, geen verlof kan worden toegekend als de VI-datum nog niet is gepasseerd. In dit kader wijst de RSJ op het feit dat ter beschikking gestelden tegenwoordig pas na een relatief lange behandelduur het eerste verlof krijgen toegekend. Het is daarom de vraag of het uitblijven van verlof tot aan de VI-datum als gevolg van de Fokkensregeling bij veel ter beschikking gestelden tot stagnatie in de behandeling zal leiden.

Tot slot wijst de staatssecretaris op een veranderde maatschappelijke opvatting omtrent vergelding. De laatste jaren is de tbs-maatregel echter aanzienlijk verzwaard als gevolg van de oplopende behandelduur en de sterk toegenomen kans op plaatsing op een longstay-afdeling. De RSJ meent dat de staatssecretaris hieraan voorbijgaat wanneer zij zich baseert op de maatschappelijke opvatting.

Als de staatssecretaris er voor kiest de Fokkensregeling af te schaffen, dringt de RSJ aan op het opstellen van overgangsbepalingen. Volgens de RSJ dient het uitgangspunt te zijn dat alleen bij nog uit te spreken combinatievonnissen de Fokkensregeling niet meer zal worden toegepast.

Voorts dringt de RSJ aan op het behoud van de bepaling die de mogelijkheid regelt van plaatsing voor de VI-datum in een fpc op grond van ernstige gedragsproblemen van veroordeelden (artikel 43, lid 3, sub c van de Penitentiaire Maatregel).