Advies Vreemdelingenbewaring

Ruim 2000 mensen verblijven in een huis van bewaring in afwachting van uitzetting uit Nederland. Het betreft vreemdelingen die geen geldige verblijfsstatus in Nederland hebben en van wie wordt aangenomen dat zij zich aan uitzetting zullen onttrekken. In dit advies gaat de Raad in op de detentieomstandigheden in de vreemdelingenbewaring en doet aanbevelingen voor aanpassing van het regime.

De effectiviteit van de vreemdelingenbewaring is beperkt: nog niet de helft van het aantal inbewaringstellingen leidt daadwerkelijk tot uitzetting. De effectiviteit is te verhogen door de bewaring en de inspanningen tot uitzetting in het grotere verband te plaatsen van de beweegredenen die vreemdelingen hebben om naar Nederland te komen.

De vreemdelingenbewaring vormt op zichzelf een ‘ultimum remedium’. Ook deze gedachte vindt steun in Europese voorschriften en aanbevelingen. Dit betekent dat de vreemdeling die Nederland moet verlaten, eerst de gelegenheid moet worden geboden om uit eigen beweging te vertrekken. De kans van slagen hiervan zal groter zijn als de vreemdeling hierbij wordt begeleid. Werkt de vreemdeling hieraan niet mee, dan zijn ‘drangmaatregelen’ aan de orde, waarbij vormen van vrijheidsbeperking worden toegepast. Bewaring is het uiterste middel. De RSJ meent dat de Nederlandse overheid meer kan doen om bewaring te voorkomen.

Aanbevelingen

  1. Stem het regime zoveel mogelijk af op het karakter van de vreemdelingenbewaring: maximale bewegingsvrijheid binnen de muren, zo min mogelijk op cel, mogelijkheden tot contact met buitenwereld, een dagprogramma met mogelijkheden tot zinvolle tijdsbesteding en voorbereiding op de terugkeer;
  2. Wijzig hiertoe indien nodig in artikel 5.4 lid 1 van hoofdstuk A5 van het Vreemdelingenbesluit 2000 de aanduiding ‘huis van bewaring’ in ‘gevangenis’; verplaats artikel 9 lid 2 onder d van de Penitentiaire beginselenwet naar artikel 10;
  3. Intensiveer de inspanningen ten behoeve van terugkeer naar het land van herkomst;
  4. Besteed aandacht aan opleiding van het personeel met het oog op de specifieke problematiek van deze gedetineerden;
  5. Introduceer een beroepsrecht bij de vreemdelingenbewaring ex artikel 6 Vreemdelingenwet;
  6. Richt de rechtmatigheidstoets in conform het EU-Proposal Returns Directive;
  7. Beperk de duur van vreemdelingenbewaring tot een half jaar, te verlengen door de rechter ingeval zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die thans als zodanig in de jurisprudentie worden erkend;
  8. Specificeer het criterium ‘zicht op uitzetting’ nader in de Vreemdelingencirculaire;
  9. Gebruik de vreemdelingenbewaring de facto zoals zij is bedoeld, namelijk als laatste middel. Onderzoek en beproef de bruikbaarheid en effectiviteit van andere vormen van zekerheid ten aanzien van de vreemdelingen die nu nog op de in de wet genoemde gronden in bewaring worden gesteld. Beproef maatregelen van vrijheidsbeperking die worden gebruikt voor gezinnen met kinderen ook bij andere groepen. Betrek bij dit onderzoek de ervaringen in eigen land inzake medewerking van de vreemdeling aan diens vertrek, in een ten opzichte van de bewaring alternatieve setting (borg / meldplicht / inleveren identiteitsbewijs). Gebruik ervaringen hiermee in andere Europese landen;
  10. Wijs vreemdelingen die het land dienen te verlaten tijdig op de mogelijkheid hulp en steun te zoeken bij organisaties op het gebied van vreemdelingenopvang en –begeleiding;
  11. Beperk de bewaring van minderjarigen, al dan niet in verband met de bewaring van (een van) hun ouders, tot een absoluut minimum. Plaats de (alleenstaande) minderjarige vreemdeling nooit in een inrichting voor volwassen gedetineerden maar altijd in een jeugdinrichting.