Advies Prenatale Kinderbescherming en de rol van de overheid

In dit advies verkent de RSJ de vraag welke verantwoordelijkheid de overheid heeft voor de bescherming van nog niet geboren kinderen tegen omstandigheden die hun ontwikkeling en gezondheid bedreigen, en hoever die verantwoordelijkheid gaat.

De verantwoordelijkheid van de overheid is het beschermen van ‘kwetsbare burgers’ – in dit geval het nog ongeboren kind – onder handhaving van het recht van ouders om hun kind naar eigen inzicht op te voeden en te verzorgen. Reikt deze beschermende taak van de overheid zover dat ook nog niet geboren kinderen beschermd moeten worden? Deze complexe situatie verdient een fundamentele bezinning.

Uit veel onderzoek blijkt dat de leefwijze van de moeder en haar omstandigheden tijdens de zwangerschap van invloed zijn op de ontwikkeling van het kind waarvan zij zwanger is. Soms is gedrag van de zwangere vrouw (zeer) schadelijk voor het nog niet geboren kind. Oorzaken hiervoor zijn uiteenlopend: van onwetendheid en onbegrip tot psychische problematiek, verslaving en huiselijk geweld.

Prenatale zorg
De RSJ beschrijft in dit advies de bestaande prenatale zorg, gezien vanuit de vier betrokken partijen: het nog niet geboren kind, de ouders, professionals en overheid. Het ‘zorgcontinuüm’ loopt van ‘groen’ (algemene prenatale zorg voor iedereen) naar ’rood’ (gedwongen zorg voor een kleine groep zwangeren met een hoog risico).

De algemene prenatale zorg omvat voorlichting over een gezonde leefstijl en het gebruik van screeningsinstrumenten om risicovol ouderschap vroegtijdig te signaleren. De RSJ meent dat de overheid verantwoordelijk is voor de organisatie van goede prenatale zorg: deze kan risicovol ouderschap verminderen en helpt gedwongen zorg (kinderbeschermingsmaatregelen) te voorkomen.

De RSJ concludeert dat er veel voorlichting voor zwangere vrouwen beschikbaar en toegankelijk is. Op sommige punten kan deze zorg naar het oordeel van de RSJ nog worden verbeterd. De Raad beveelt aan de ontwikkeling van screeningsinstrumenten en prenatale huisbezoeken, waarmee goede ervaringen zijn, te stimuleren.

Risicovol gedrag
De RSJ signaleert dat veel professionals geen activiteiten (zoals onderzoek of, indien noodzakelijk het verzoeken van een kinderbeschermingsmaatregel) ondernemen gedurende de eerste 24 weken van de zwangerschap, terwijl risicovol gedrag of slechte omstandigheden in deze fase juist zeer schadelijk kunnen zijn.

De RSJ beveelt de bewindspersonen van VWS daarom aan de professionals in het veld actief te benaderen om dit ’24-weken-beleid’ te wijzigen, opdat vrijwillige hulpverlening en indien nodig gedwongen maatregelen eerder worden toegepast.

De RSJ meent verder dat ondertoezichtstelling van het ongeboren kind vraagt om een aparte wettelijke rechtsgrond en dat de bevoegdheden van de ‘gecertificeerde instelling’ (de jeugdhulpverlener die toezicht houdt en hulp en steun coördineert) versterking behoeven. De RSJ beveelt aan wet- en regelgeving op dit punt aan te passen.