Advies Besluit toezicht telefoongesprekken justitiële inrichtingen

Het Besluit toezicht telefoongesprekken justitiële inrichtingen (hierna: het Besluit) behelst regelgeving met betrekking tot het bewaren en verstrekken van telefoongesprekken in justitiële inrichtingen.

Naar het oordeel van de RSJ is de regelgeving nog onvoldoende uitgewerkt. Dit betreft alle onderdelen: het opnemen, bewaren en verstrekken van gegevens.

De gronden voor het toezicht zijn onvoldoende gespecificeerd en de bevoegdheden van de directeur zijn zeer open geformuleerd. In algemene zin mist de RSJ in de regeling een vorm van verantwoordingsplicht telkens als van de bevoegdheid tot gegevensverstrekking gebruik wordt gemaakt. Dit is temeer van belang gelet op de eisen die het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) aan deze regelgeving stelt en het feit dat het EHRM Nederland in 2004 heeft veroordeeld in verband met een telefoontap. De RSJ acht deze punten tevens belangrijk in verband met de rechtsbescherming en goede bejegening van de justitiabele, zeker waar het een inperking van diens grondrechten betreft, zoals bij het toezicht op telefoongesprekken het geval is.

Ook wat betreft de procedures rond het toezicht ontbreekt een concrete uitwerking in de regeling. De wijze waarop het opnemen, bewaren en verstrekken van telefoongegevens plaatsvindt, leidt op verschillende onderdelen tot onduidelijkheid:

  • het is niet duidelijk of gesprekken standaard worden opgenomen of slechts wanneer hiervoor een specifieke aanleiding bestaat;
  • de RSJ mist bepalingen over de wijze van het wissen (de technische procedure die moet garanderen dat gegevens daadwerkelijk worden gewist) en omtrent het afschermen van telefoongesprekken met geheimhouders;
  • de bewaartermijn van acht maanden behoeft naar het oordeel van de Raad onderbouwing;
  • de RSJ mist een duidelijke omschrijving van de gronden voor het verstrekken van opgenomen telefoongesprekken aan derden, duidelijkheid over de grenzen van de bevoegdheid van de directeur en een goede waarborg tegen misbruik van de bevoegdheden. Daarmee staat de voorliggende regeling in contrast met de waarborgen waarmee de gegevensverstrekking in het kader van strafvordering op de genoemde punten is omgeven.
  • Tenslotte mist de RSJ een aanduiding van de betekenis van de Wet bescherming persoonsgegevens, evenals een onderscheid tussen verkeersgegevens van gesprekken en de inhoudsinformatie.

Op grond van deze volgens de RSJ onvoldoende uitwerking van de regelgeving en het belang hiervan met het oog op een volledige informatie van de justitiabele doet de RSJ een aantal aanbevelingen om de regeling verder uit te werken.