Advies vondelingenkamer en babyhuis

De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) heeft op verzoek van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie geadviseerd over de vondelingenkamer en het Babyhuis. In het advies worden de vondelingenkamer en het Babyhuis afzonderlijk besproken.

Vondelingenkamer
Een vondelingenkamer is volgens de RSJ geen toereikende oplossing, niet voor het kind en niet voor de moeder. De RSJ meent dan ook dat de overheid de oprichting van vondelingenkamers niet moet bevorderen. De discussie over de opening van een vondelingenkamer verdient echter nuance. In het buitenland voorzien vondelingenkamers als ultimum remedium in een behoefte waarin niet altijd op een andere (betere) manier kan worden voorzien.

Men treedt daarom niet actief op tegen vondelingenkamers door middel van een expliciet verbod. De RSJ adviseert om dat in Nederland ook niet te doen. Een bijkomend argument voor deze benadering is dat de problematiek van vrouwen die hun kind te vondeling willen leggen complex is, maar ook beperkt in omvang. Jaarlijks laten slechts enkele vrouwen hun kind (anoniem) ergens achter.

Wanneer men toch via wetgeving de vondelingenkamer wil ontmoedigen of verbieden, dan bieden de huidige Nederlandse wettelijke regelingen slechts beperkte mogelijkheden. Het opstellen van nieuwe regelgeving zal derhalve noodzakelijk zijn. De RSJ is van oordeel dat in deze situatie niet voor de strafrechtelijke benadering moet worden gekozen.

Die benadering biedt immers geen passende oplossing voor problematiek van deze categorie zwangere vrouwen en hun kinderen. Daarnaast moet het nodeloos criminaliseren van het optreden van partijen met goede bedoelingen voorkomen worden. Mocht overigens blijken dat het bestaan van vondelingenkamers ertoe leidt dat meer vrouwen hun kind te vondeling leggen, ondanks meer vroegtijdige hulp en voorlichting, dan moet opnieuw worden bezien of nieuwe regelgeving noodzakelijk is.

Babyhuis
De RSJ heeft zich gebogen over de vraag of de veiligheid en belangen van baby’s in het Babyhuis voldoende zijn gewaarborgd en gegarandeerd. De RSJ heeft de indruk gekregen dat het Babyhuis op professionele wijze opereert. Daartoe heeft het zelf een Kwaliteits¬handboek opgesteld en het stelt zich voor de overheid controleerbaar op. Het bestaan van één kleinschalige voorziening, zoals het Dordtse Babyhuis, acht de RSJ op zich onvoldoende reden om aparte wet- en regelgeving, inclusief kwaliteitsregels, te ontwikkelen.

Wel heeft de overheid volgens de RSJ de plicht om toezicht te houden op dit Babyhuis, ook al gaat het om een particulier initiatief zoals in Dordrecht. Het toezicht moet niet afhankelijk zijn van het al dan niet gesubsidieerd zijn van de betrokken instelling.

De Raad voor de Kinderbescherming heeft wettelijke bevoegdheden om te kunnen optreden als de veiligheid en de belangen van kinderen in een Babyhuis dat noodzakelijk maken. Daarnaast kan de overheid ook zelf verdergaand toezicht toepassen nu het Babyhuis daaraan op vrijwillige basis zal meewerken.

Mocht echter blijken dat deze mogelijkheden van interventie onvoldoende zijn om de veiligheid en de belangen van kinderen in een Babyhuis te waarborgen, dan kunnen alsnog nieuwe landelijk geldende regels met daarbij horend toezicht ontwikkeld worden. Dat geldt ook indien het aantal particuliere niet-gesubsidieerde 24-uurs zorg¬voorzieningen zich zou uitbreiden.