Advies Wijziging Regeling SPOG i.v.m. de regionale plaatsing van arrestanten

Advies over conceptwijziging van de Regeling Selectie Plaatsing en Overplaatsing van Gedetineerden (RSPOG) in verband met de regionale plaatsing van arrestanten

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft de RSJ gevraagd te adviseren over een conceptwijziging van de Regeling Selectie Plaatsing en Overplaatsing van Gedetineerden (RSPOG).

Eerder heeft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie substantiële wijzigingen in beleid en regelgeving t.a.v. het gevangeniswezen aangekondigd. De Raad vindt het buitengewoon lastig het voorgelegde wijzigingsvoorstel af te wegen en op waarde te schatten zonder de context van die voorgenomen wijzigingen hierbij te kunnen betrekken.

Regionale plaatsing
De voorgestelde wijziging betreft arrestanten met een strafrestant van maximaal acht weken. Volgens de staatssecretaris is het aanbod van arrestanten in de Randstad zo groot dat daar onvoldoende capaciteit beschikbaar is om alle langgestraften in de laatste vier maanden van hun detentie regionaal te plaatsen (d.w.z. in de regio waar zij zich zullen vestigen).

De nazorg en de resocialisatie van de langgestraften zouden daardoor in het gedrang komen. Om in randstedelijke inrichtingen ruimte vrij te maken voor bedoelde langgestraften, wordt voorgesteld arrestanten met een strafrestant van maximaal acht weken, uit te sluiten van regionale plaatsing.

De RSJ vindt het aangevoerde capaciteitsargument merkwaardig aangezien uit overzichten van de Dienst Justitiële Inrichtingen blijkt dat veel detentiecapaciteit leeg staat of wordt gesloten. De RSJ is van oordeel dat belangen omtrent regionale plaatsing moeten worden afgewogen tegen belangen inzake de bestemming van capaciteit.

De RSJ adviseert om voorrang te geven aan de regionale plaatsing van arrestanten en de leegstaande celruimte hiervoor in te zetten, zonodig na herbestemming.

Regime
Volgens hetzelfde voorstel komen de bedoelde arrestanten onder de gewijzigde regeling terecht in een ‘regime van beperkte gemeenschap’ waar zij geen gelegenheid hebben arbeid te verrichten en een beperkt activiteitenprogramma en “beperktere” re-integratieactiviteiten krijgen aangeboden.

De RSJ wijst erop dat het uitsluiten van een groep gedetineerden van arbeid strijdig is met de wet. Het recht op arbeid is vastgelegd in de Penitentiaire beginselenwet (art. 47, lid 1, Pbw).

Verder vindt de RSJ re-integratieactiviteiten ook voor deze groep van groot belang, mede met het oog op het beperken van recidive. Een deel van deze groep verkeert aan de ‘zelfkant’ van de maatschappij (dakloos, verslaafd).

Vooral deze groep kan volgens de Raad baat hebben bij (nazorg) activiteiten die zijn gericht op huisvesting, schulden, inkomen en zorg. Alhoewel de RSJ betreurt dat de bedoelde groep in het voorstel in “beperktere mate” voor re-integratie in aanmerking komt, ondersteunt hij dat de nazorgactiviteiten op de genoemde gebieden wel worden aangeboden. Daarbij tekent de RSJ wel aan dat voor deze activiteiten de verbinding en contacten met relevante partijen in de regio van vestiging nu juist van groot belang zijn.

De RSJ adviseert de staatssecretaris om het voorstel in heroverweging te nemen.