Advies Het gebruik van libidoremmende middelen in de tbs

Het gebruik van libidoremmende middelen in de behandeling van ter beschikking gestelde zedendelinquenten is al geruime tijd onderwerp van gedachtewisseling onder behandelaars, wetenschappers en juristen. Daarbij gaat het vooral over de werking en bijwerkingen, het uitoefenen van dwang en drang op de patiënt om deze middelen te gebruiken en het stellen van het gebruik ervan als voorwaarde bij verlof.

Het vraagstuk van dwang en drang rond de toepassing van libidoremmende middelen vormt een verbijzondering van de discussie over dwangbehandeling in het algemeen. Deze is onder meer gevoerd in het kader van de thans in voorbereiding zijnde behandelwet. Daarbij zijn de libidoremmende middelen als zodanig niet aan de orde geweest.

Verwarring dreigt in de discussie als het vraagstuk van gedwongen behandeling wordt gekoppeld aan het door middel van libidoremmende middelen tegengaan van recidive bij zedendelinquenten. Het is van belang deze discussie zuiver te houden door het –al dan niet met dwang of drang – voorschrijven van libidoremmende middelen geheel binnen het kader van de tbs-behandeling te houden. De maatregel van terbeschikkingstelling heeft weliswaar mede de maatschappijbeveiliging als doel, maar de behandeling is gericht op de stoornis waaraan de patiënt lijdt. Het geven van inhoud aan de behandeling is een zaak voor behandelaar en patiënt.

Politici of beleidsmakers die een specifieke behandeling aan een delictcategorie koppelen, gaan daarmee op de stoel van de behandelaar zitten. Mede door een dergelijke onzuivere discussie is in het veld het misverstand ontstaan dat het gebruik van libidoremmende middelen een voorwaarde vormt bij het verlenen van verlof aan zedendelinquenten. Met dit advies over het gebruik van libidoremmende middelen binnen de tbs-behandeling wil de RSJ deze discussielijnen ontrafelen.

De RSJ beveelt de minister van Justitie aan de toepassing van libidoremmende middelen als onderdeel van de tbs-behandeling te reguleren door middel van een beleidskader.

De RSJ stelt een beleid voor, dat

  • verschillen in rechtspositie tussen patiënten voorkomt, die voortvloeien uit verschil in opvattingen van behandelaars ten aanzien van het voorschrijven van libidoremmende middelen;
  • een situatie creëert waarin alle klinieken beschikken over kennis en expertise met betrekking tot indicatie, werking en bijwerkingen van libidoremmende middelen;
  • libidoremmende middelen doet voorschrijven vanuit therapeutische motieven in nauw overleg met betrokkene en nooit louter ter verkleining van gevaarsrisico;
  • libidoremmende middelen als dwangmedicatie uitsluit;
  • voorziet in een extra toets ingeval de behandelaar het gebruik van een libidoremmend middel als voorwaarde wil stellen bij verlof.

Voorts beveelt de RSJ de minister aan

  • nader onderzoek te laten verrichten naar de effecten van libidoremmende middelen en de bijwerkingen ervan, in het bijzonder bij langdurig gebruik, en
  • actief het misverstand te bestrijden dat het gebruik van libidoremmende middelen een standaardvoorwaarde vormt bij het verlenen van verlof aan zedendelinquenten, door hierover met name aan het tbs-veld heldere informatie te verschaffen.