RSJ adviseert: Zorg voor passende begeleiding van vreemdelingen zonder verblijfsstatus die in Justitiële Jeugdinrichtingen verblijven

Alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) en jongvolwassen vreemdelingen die in Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI’s) geplaatst zijn en niet in Nederland mogen blijven, moeten zo goed mogelijk worden voorbereid op terugkeer naar hun land van herkomst. Daarom moet de begeleiding en behandeling van deze jongeren in de JJI’s worden aangepast. Dat constateert de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) die op verzoek van de minister voor Rechtsbescherming over dit onderwerp adviseert.

Daarover bracht de RSJ dit advies uit:  Vreemdelingen in Justitiële Jeugdinrichtingen

De RSJ is zich ervan bewust dat de JJI’s grote problemen hebben op het gebied van personeelsbezetting en capaciteit en dat hier veel aandacht voor is. Datzelfde geldt voor de asielopvang, de jeugdzorg en (jeugd)GGZ, sectoren waar vreemdelingen mee te maken kunnen krijgen na afloop van hun verblijf in de JJI. Toch ziet de RSJ het als zijn taak aanbevelingen te doen om de begeleiding van vreemdelingen zonder verblijfsstatus tijdens en na hun verblijf in de JJI te verbeteren.

De begeleiding en behandeling zijn nu namelijk nog onvoldoende gericht op een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van deze jongeren en op een succesvolle herintegratie in de samenleving. Om dit te verbeteren zouden amv’s en jongvolwassen vreemdelingen in voorlopige hechtenis en met een opgelegde jeugddetentie in één JJI geplaatst moeten worden. Binnen de JJI’s zou vakgericht (praktijk)onderwijs moeten worden aangeboden of worden opgestart dat gericht is op een toekomst in het land van herkomst. Daarnaast is de RSJ van mening dat de kwaliteitseisen en bezetting van personeel dat werkzaam is op de afdelingen voor vreemdelingen dezelfde moeten zijn als voor het personeel op reguliere groepen, hetgeen nu niet het geval is.

Ook adviseert de RSJ om organisaties in de strafrecht- en vreemdelingenketen meer samen te laten werken en daarbij te zorgen voor continuïteit in de begeleiding en voor een toekomstperspectief in het land van herkomst. Verder pleit de RSJ ervoor de toepassing van voorlopige hechtenis te beperken en, waar mogelijk, geen vrijheidsbenemende, maar alternatieve straffen op te leggen.

Tot slot is de RSJ van mening dat vreemdelingen die met een PIJ-maatregel in de JJI verblijven aan een verlofprogramma moeten kunnen deelnemen dat gericht is op resocialisatie, ook als zij niet in Nederland mogen blijven.