Disciplinaire straf voor niet deelnemen aan arbeid is na vervallen arbeidsplicht niet mogelijk

De beroepscommissie heeft een gedetineerde in het gelijk gesteld die beklag heeft ingesteld tegen twee disciplinaire straffen die hij opgelegd kreeg wegens het niet deelnemen aan de arbeid.

Toelichting

Op 1 juli 2021 is met het wijzigen van artikel 47 van de Pbw de arbeidsplicht in inrichtingen komen te vervallen. Het betreft een principieel beklag en beroep om duidelijkheid te krijgen over de vraag of het sinds de wetswijziging mogelijk is om een gedetineerde disciplinair te straffen als deze niet deelneemt aan de arbeid.

Die vraag heeft de beroepscommissie beantwoord met het oordeel dat het niet deelnemen aan de arbeid geen strafwaardig gedrag oplevert. Het niet deelnemen aan de arbeid kan niet worden gezien als een feit dat onverenigbaar is met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming als bedoeld in artikel 50 van de Pbw. Een straf kan daarvoor dus niet volgen.

Het gedrag van klager kan wel gevolgen hebben voor de re-integratie. Een gemaakte afspraak over arbeid kan meewegen bij promotie- en degradatiebeslissingen. Het beroep en het beklag worden gegrond verklaard en aan de gedetineerde wordt een tegemoetkoming toegekend van €25,-.

Lees de uitspraak hier: RSJ 21/24324/GA, 31 oktober 2022, beroep