Beroepscommissie oordeelt over de 'redelijke klachttermijn' in gesloten jeugdhulp

De beroepscommissie van de RSJ heeft een beroep behandeld over bemiddeling en de toegang tot de formele klachtenprocedure in de gesloten jeugdhulp. Volgens de beroepscommissie vormen de pogingen van de jeugdige en diens vertrouwenspersoon om het geschilpunt eerst onderling op te lossen geen juridisch obstakel om de klacht aan de klachtencommissie voor te leggen.

Beeld: ©ANP

De jeugdige verblijft in een gesloten jeugdhulpinstelling en werd vanwege grote gezondheidsrisico’s tijdelijk in afzondering en onder cameratoezicht geplaatst. Volgens de klachtenregeling van de instelling moet een klacht in principe binnen twee weken worden ingediend.

De jeugdige heeft hier echter langer over gedaan, omdat hij eerst, met hulp van de aan de instelling verbonden vertrouwenspersoon, met verschillende medewerkers bemiddelende gesprekken heeft gevoerd. Toen dit niet tot een voor hem bevredigend resultaat leidde, heeft hij ongeveer twee maanden na de plaatsing in afzondering een klaagschrift ingediend.

Deze termijnoverschrijding was voor de klachtencommissie reden om de jeugdige niet-ontvankelijk te verklaren in zijn klacht.

Oordeel van de beroepscommissie

De beroepscommissie oordeelt anders dan de klachtencommissie. De klachtenregeling is bedoeld om klachten effectief en op een laagdrempelige manier te behandelen. De jeugdige heeft – buiten de formele wegen om – eerst geprobeerd het geschil onderling op te lossen, maar dit is niet gelukt. Het tijdsverloop dat hierdoor is ontstaan, kan dan geen belemmering zijn om de klacht door de klachtencommissie inhoudelijk te laten behandelen. Een flexibele klachttermijn sluit ook aan bij hoe de wetgever de toegang tot de klachtenprocedure heeft willen inkleden.

De beroepscommissie heeft de jeugdige daarom alsnog ontvankelijk verklaard in zijn klacht. De klacht is wel ongegrond, omdat voortdurend toezicht noodzakelijk was om zijn veiligheid en gezondheid te garanderen.

Lees de hele uitspraak: RSJ 19 november 2021, 21/23018/JZ